Rotterdam Insight 2021 #7

- 43 - ROTTERDAM INSIGHT MAGAZINE 2021 DE VRIENDEN VAN SANDER Wanneer wist jij dat je Formule 1-coureur wilde worden? “Als kind hield ik al van snelheid. Ik was een baldadig ventje. Op piepjonge leeftijd scheurde ik op een crossmotor door het park om uit handen te blijven van Oom Agent. Op mijn 9e verjaardag kreeg ik mijn allereerste auto. Een Opeltje Corsa van de sloop. Mijn vader had die voor honderd gulden op de kop getikt. Daar is mijn passie voor autoracen echt begonnen. Ik vond het helemaal geweldig. Mijn vader had op industrieterrein Spaanse Polder een bedrijf in kranen. Hier heb ik leren autorijden. Na schooltijd, in de weekenden en in de vakanties hing ik altijd op ons bedrijventerrein uit om te racen. Er stonden bulldozers en kranen, maar er was ook een wasstraat. De jongens spoten dan speciaal voor mij de weg nat. Daardoor kon ik heerlijk driften. Dan trek je aan je handrem en maak je mooie schuivers. Ik speelde dan scènes uit James Bond-films na. Ik slalomde langs olievaten en probeerde dan op twee wielen te rijden. Na elke zomervakantie werd mijn autootje dan door een kraan opgetild en op een hoge container geplaatst. Veilig opgeborgen. Totdat op een kwade dag mijn Opeltje aan de andere kant van de container lazerde. Van tien meter hoog naar beneden. Ik zag het gebeuren. Mijn wagen was zo plat als een dubbeltje. Ik heb echt tranen met tuiten gejankt. Och, wat was ik verdrietig." “Van jongs af aan kon ik goed autorijden. Ik was amper 14 jaar, toen ik al helemaal naar Zuid-Frankrijk reed. Met mijn vader naast me. Mijn pa was distributeur van het merk Komatsu-kranen. Die sponsorden het Formule 1-team van Williams. Zo kon het gebeuren dat ik als 16-jarig pikkie voor de eerste keer mee mocht naar de Grand Prix van België. Plotseling zat ik naast de wereldkampioen Jacques Villeneuve. Mijn opa had mij een belangrijke levensles geleerd. Hij zei: ‘Een brutaal mens heeft de halve wereld. De andere helft moet je erbij pakken’. Dus ik besloot Villeneuve aan te spreken. Ik zei dat hij een supertoffe job had. En vroeg hem hoe dat zo was gekomen. Waarop Villeneuve zei dat hij op z’n 16e jaar was begonnen met racen. Ik dacht: Ping! Dat was precies míjn leeftijd op dat moment. Op de weg terug heb ik mijn vader aan z’n mouw getrokken. Ik wilde óók racen. Zo is het allemaal begonnen." Het is een beroep dat niet zonder gevaren is. Je ging met snelheden van soms wel 400 kilometer per uur over het circuit. Ben je nooit bang geweest dat het een keer mis zou gaan? “Het ís een keer flink mis gegaan. Ik reed op de Indy 500 in Amerika. Dat is het grootste ééndaagse sportevenement op aarde. Met 300 duizend toeschouwers op de tribune en 200 miljoen televisiekijkers. Daar maakte ik een gigantische klapper. Ik reed daar met een snelheid van ongeveer 280 kilometer vól op een betonnen muur. Ik weet nog dat ik instuurde. Rechtsachter brak er een demper af. In een milliseconde raakte ik de controle over de auto kwijt. Tijd om na te denken heb je niet. Toen ik wakker werd, stond er een marshall voor mijn neus, met twee duimen omhoog. Hij riep: ‘Gaat het goed? Gaat het goed?’. Maar het ging níét goed. Ik had een rib én mijn schouder gebroken. Ik zag overal paarse vlekken. En omdat ik precies op het moment van de crash ademhaalde, had ik ook een ingeklapte long. Het volgende moment lag ik in het ziekenhuis. Daar gebeurde iets absurds. Terwijl ik helemaal in de kreukels in bed lag, stapte een man van de organisatie mijn kamer binnen. Met een grote kartonnen cheque. Hij haalde het doek er af. En drukte de cheque in mijn handen. 100 duizend dollar stond erop. ‘Gefeliciteerd! Die heb je gewonnen’, zei hij. Ik was uitgeroepen tot Klapper van de Week. Kun je het je voorstellen? Dat is Amerika, hè?!"

RkJQdWJsaXNoZXIy ODM1NjU=